vrijdag 5 december 2008

Schelmenroman


Het boek waarvoor ik alle andere "nog te lezen" boeken opzij heb gezet, en dit zonder spijt. Een nieuw boek van de schrijver van "De stad der wonderen", dit kon niet meer wachten. Na "De stad der wonderen" is Mendoza voor mij de meester van de schelmenroman, of de picareske roman, het genre waar Spaanse schrijvers altijd al in hebben uitgeblonken (Don Quijote, Lazarillo de Tormes,...). Ik heb mij ietwat verdiept in deze materie en vond bij Van Praag, (lezing in 1958, Problemen om de Spaanse schelmenroman) een uitleg over de oorsprong van de picareske roman en de term picaro: "deze uitdrukking werd gebruikt voor niet officieel aangestelde koksjongens die dikwijls door justitie gezocht werden. Een andere negatieve connotatie krijgt de term ‘pĂ­caro’ wanneer hij, tevens in de 16e eeuw, gebruikt wordt voor jongens die op markten door middel van geveinsde hoffelijkheid de levensmiddelen van huisvrouwen ontvreemdden." Kenmerken van een picareske roman zijn: satire, maatschappijkritisch, achtergrond van armoede,meester-knecht motief, omzwervingsmotief, een niet echt waarheidsgetrouwe verslag van buitenissige avonturen in een herkenbaar geschiedkundig en geografisch kader... Al deze kenmerken die ik vond in "De stad der wonderen" zijn duidelijk ook weer aanwezig in "De wonderbaarlijke reis".Ik zou zelfs aanbevelen eerst "De wonderbaarlijke reis" te lezen, het is een zeer universeel herkenbaar verhaal. Het verhaal:
Begin eerste eeuw van onze jaartelling….Romein Pomponius Flatus doet relaas van zijn merkwaardige wedervaren gedurende zijn omzwervingen in Noord-Afrika (Romeins gebied). Hij is op zoek naar een rivier met magisch water. In Nazareth ontmoet hij Jezus die hem geld belooft als hij uitzoekt waarom zijn vader (Jozef, de timmerman) ten onrechte wordt veroordeeld wegens moord. Pomponius komt terecht in een wereld vol politieke intriges, geheimen en "wonderen".
Mendoza’s hoofdpersonage heeft duidelijk niet de pretentie om een objectief realistisch beeld te geven van de gang van zaken in het tijperk waarin hij verkeert: hij overdrijft en beschrijft fantastische, onwaarschijnlijke gebeurtenissen, toch blijken er een aantal uit "serieuze" geschriften te komen: Plinius had het in zijn Historia Naturalis over water waarvan koeien wit worden, dat toortsen laat branden,.... Deze onwaarschijnlijkheden worden door Mendoza verklaard in 'noot' achterin het boek.
Wat zeer vermakelijk is voor de lezer is dat personages die we kennen uit de godsdienstles of de geschiedenis genadeloos van hun voetstuk worden gegooid. "Machtige" autoriteiten, Goden, zeer ernstige filosofen, krijgen zeer menselijke trekken, zijn bij vlagen ronduit kinderachtig en belachelijk. "De wonderbaarlijke reis" is een groot en bijzonder kunstig vlechtwerk geworden dat op geen enkel moment warrig wordt, spannend en bovendien erg grappig.

Gladys